Oprichting en bestuur van de Besloten Vennootschap (BV) in het nieuwe vennootschapsrecht

De vennootschapsvormen onder nieuwe vennootschapsrecht (WVV) zijn hertekend en hebben een onmiskenbare impact op de fiscale wetgeving. We bekijken hier hoe de Besloten Vennootschap (BV) kan worden opgericht en hoe het bestuur ineen zit voor deze vennootschapsvorm

Oprichting en bestuur van de Besloten Vennootschap (BV) in het nieuwe vennootschapsrecht

I.                  Inleiding

De besloten vennootschap (afgekort BV)1 is een vennootschap zonder kapitaal waarin de aandeelhouders slechts hun inbreng verbinden.2

Deze vennootschapsvorm werd door de Wet van 9 juli 1935 in het leven geroepen en moest de werking van de familiale onderneming stimuleren en haar beschermen tegen een mogelijke verbrokkeling van het familiepatrimonium naar aanleiding van een gedwongen verdeling bij het overlijden van de pater familias.3

Over de jaren heen werd deze vennootschapsvorm meer en meer het middel van de zelfstandige ondernemer. Zo werd het sinds de Wet van 14 juli 1987 mogelijk om een eenpersoonsvennootschap met besloten aansprakelijkheid op te richten. In 2010 werd de S-BVBA (de starters-BVBA) in het leven geroepen. Met deze creatie wou de wetgever aan jonge ondernemers die slechts over een beperkt kapitaal beschikken de mogelijkheid geven om een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op te richten met een minimum aan kapitaal. Onder meer door de verschillende wettelijke beperkingen en voorwaarden gekoppeld aan de S-BVBA, heeft deze rechtsvorm nooit veel succes gekend, ondanks de wijzigingen in 20144.5 Het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft de S-BVBA afgeschaft.

Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen heeft de BV grondig hervormd en geflexibiliseerd. Deze flexibilisering vindt onder meer uiting in de afschaffing van het kapitaalconcept. Ook werd het gedwongen besloten karakter achterwege gelaten; de aandelen van een BV kunnen in de statuten vrij overdraagbaar worden gemaakt. Een techniek van uittreding en uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen, geïnspireerd op het model van de coöperatieve vennootschap, werd ingevoerd. Verder werd het verbod om een publiek beroep op het spaarwezen te doen opgeheven en zal voortaan de ‘genoteerde’ besloten vennootschap zich kunnen financieren via een openbare uitgifte van effecten (artikel 5:2 WVV). De BV is voortaan flexibeler, ze bezit grote contractuele vrijheid en heeft onderliggend een sterk aanvullend recht dat van toepassing zal zijn bij gebreke aan een statutaire afwijkende regeling. Kortom, de BV is de meest aangewezen rechtsvorm voor alle vennootschappen die niet groot en publiek zijn, maar daarnaast is ze eveneens geschikt voor omvangrijke (al dan niet genoteerde) ondernemingen.6

Naast de inhoudelijke wijzigingen ingevoerd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, werd de benaming van deze rechtsvorm7 ook vervangen door de benaming ‘besloten vennootschap’, afgekort ‘BV’; in het Frans ‘société à responsabilité limitée’, afgekort ‘SRL’. Ook de term ‘aandeelhouder’ wordt voortaan gebruikt in plaats van ‘vennoot’ en ‘bestuurder’ in plaats van ‘zaakvoerder’.8

De juridische structuur van de BV stemt grotendeels overeen met deze van de naamloze vennootschap. Wij zullen dan ook enkel ingaan op de verschilpunten. Voor het overige zal worden verwezen naar de relevante delen.

1 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 125. (“De benaming van de BVBA wordt vervangen door de benaming “besloten vennootschap”, afgekort “BV”.”)

2 Artikel 5:1 WVV.

3 Met de Wet van 15 juli 1985 werd de benaming “personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid” vervangen door “besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”.

4 Wet van 15 januari 2014 houdende diverse bepalingen inzake KMO’s (hoofdstuk 3) (BS 3 februari 2014).

5 M. WYCKAERT, P. ERNST, D. BRULOOT, K. MARESCEAU, B. JOYE, C. PIETTE, A. FRANCOIS, M. VERHEYDEN en R. TAS, De nieuwe vennootschapswet. VPG studiedag 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 5.

6 M. WYCKAERT, P. ERNST, D. BRULOOT, K. MARESCEAU, B. JOYE, C. PIETTE, A. FRANCOIS, M. VERHEYDEN en R. TAS, De nieuwe vennootschapswet. VPG studiedag 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 39-40.

7 Voorheen “besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid” (“BVBA”).

8 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 125.

 

II.              Oprichting

1 Voorbereiding van de oprichting

1.1 Verbintenissen in naam van een rechtspersoon in oprichting

De verbintenissen in naam van een rechtspersoon in oprichting en vooraleer deze rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, worden geregeld door artikel 2:2 WVV. Deze bepaling is van toepassing op alle rechtspersonen. Overeenkomstig deze bepaling zijn zij die een verbintenis hebben aangegaan in naam van een rechtspersoon in oprichting en vooraleer deze rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk, behalve wanneer binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid werd verkregen en de rechtspersoon die verbintenis binnen drie maanden na voormelde verkrijging van rechtspersoonlijkheid heeft overgenomen.

 

1.2 Financieel plan

Overeenkomstig artikel 5:4 WVV moeten de oprichters vóór de oprichting van de vennootschap een financieel plan overhandigen aan de notaris waarin zij het bedrag van het aanvangsvermogen van de op te richten vennootschap verantwoorden in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid van de vennootschap over een periode van ten minste twee jaar. Dit stuk wordt niet neergelegd met de akte, maar door de notaris bewaard.1

De wet bepaalt de minimuminhoud van het financieel plan. Deze dient minstens de volgende elementen te bevatten2:

- een nauwkeurige beschrijving van de voorgenomen bedrijvigheid;

- een overzicht van alle financieringsbronnen bij oprichting, in voorkomend geval, met opgave van de in dat verband verstrekte zekerheden;

- een openingsbalans opgesteld volgens het schema bedoeld in artikel 3:3 WVV, evenals geprojecteerde balansen na twaalf en vierentwintig maanden;

- een geprojecteerde resultatenrekening na twaalf en vierentwintig maanden, opgesteld volgens het schema bedoeld in artikel 3:3 WVV;

- een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens twee jaar na de oprichting;

- een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de schatting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit;

- in voorkomend geval, de naam van de externe deskundige die bijstand heeft verleend bij de opmaak van het financieel plan.

De oprichters kunnen voor het opstellen van een financieel plan zich steeds laten bijstaan door een externe deskundige, maar dit is niet verplicht. Voor startende ondernemers is dergelijke bijstand evenwel aanbevolen.3

1 K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 61-62.

2 Artikel 5:4, § 2 WVV; K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 61.

3 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 129.

 

2 Materiële oprichtingsvereisten

2.1 Voorwaarden eigen aan de vennootschapsovereenkomst

Een vennootschapsovereenkomst moet net zoals elke overeenkomst voldoen aan de voorwaarden van artikel 1108 BW. Er moet met andere woorden steeds een geldige toestemming, een geldig voorwerp en een geoorloofde oorzaak zijn. Bovendien moeten de aandeelhouders bekwaam zijn om de overeenkomst af te sluiten.

Deze voorwaarden werden al uitgebreid behandeld bij de bespreking van de NV.

 

2.2 De oprichting

2.2.1 Eén of meer oprichters

Overeenkomstig artikel 1:1 WVV wordt een vennootschap opgericht door één of meer personen. Die persoon kan zowel een natuurlijke persoon, als een rechtspersoon zijn.1

Onder het voormalige vennootschapsrecht moest een vennootschap in beginsel worden opgericht door twee of meer personen2, waarop de voormalige besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid een uitzondering vormde. Het (oud) artikel 211 W.Venn. bepaalde immers uitdrukkelijk dat de voormalige besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid door één persoon kon worden opgericht, zijnde de eenpersoons-BVBA (E-BVBA). De E-BVBA werd onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen afgeschaft samen met het pluraliteitsvereiste voor oprichting van een vennootschap.3

1 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 24.

2 (Oud) artikel 1 W.Venn.

3 M. WYCKAERT, P. ERNST, D. BRULOOT, K. MARESCEAU, B. JOYE, C. PIETTE, A. FRANCOIS, M. VERHEYDEN en R. TAS, De nieuwe vennootschapswet. VPG studiedag 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 39.

 

2.2.2 Oprichters van een besloten vennootschap

Krachtens artikel 5:11 WVV worden zij die bij de oprichtingsakte verschijnen als oprichters beschouwd. De mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden (zie verder) bij de oprichtingsakte te verschijnen zonder als oprichter te worden beschouwd (die onder het voormalige vennootschapsrecht enkel voor de NV gold1), wordt nu ook voorzien in de BV.2 Men kan nu immers als loutere inschrijver verschijnen bij de oprichtingsakte zonder oprichtersaansprakelijkheid te dragen.

Als de oprichter middels een lasthebber bij de oprichtingsakte verschijnt, zal deze laatste een volmacht moeten voorleggen. Deze volmacht moet minstens de volgende vermeldingen bevatten3:

- de rechtsvorm van de vennootschap, haar naam en de aanduiding van het gewest waarin de zetel van de vennootschap is gevestigd;

- de nauwkeurige aanduiding van het adres waarop de zetel van de vennootschap is gevestigd en, in voorkomend geval, het e-mailadres en de website van de vennootschap;

- de duur van de vennootschap, tenzij zij voor onbepaalde tijd is aangegaan; en

- de omschrijving van het voorwerp van de vennootschap.

De naam van de lastgever mag bovendien niet ontbreken in de akte. Als de naam van de lastgever(s) niet is aangegeven in de akte of indien de lastgeving niet geldig is, dan zal de lasthebber geacht worden persoonlijk verbonden te zijn.4

1 (Oud) artikel 450 W.Venn.

2 Artikel 5:11, tweede lid WVV.

3 Artikel 5:12, laatste lid WVV j. artikel 2:8, § 2, 1°-3° en 12° WVV.

4 Artikel 5:17 WVV.

 

2.2.3 Oprichtersaansprakelijkheid

De oprichtersaansprakelijkheid is opgenomen in artikel 5:15 en 5:16 WVV. Zoals reeds eerder vermeld, kan men bij de oprichting van een BV als loutere inschrijver verschijnen. Indien de akte één of meer aandeelhouders die samen ten minste een derde van de aandelen bezitten, als oprichters aanwijst, worden de overige verschijnenden, die zich beperken tot de inschrijving op aandelen tegen een inbreng in geld, zonder rechtstreeks of zijdelings enig bijzonder voordeel te genieten, als gewone inschrijvers beschouwd.1 De gewone inschrijvers dragen bijgevolg geen oprichtersaansprakelijkheid. Enkel degenen die aangeduid zijn als oprichter bij de oprichtingsakte dragen oprichtersaansprakelijkheid.

Niettegenstaande andersluidende bepaling, zijn de oprichters jegens de belanghebbenden hoofdelijk2:

- gehouden voor de aandelen waarvoor niet op geldige wijze zou zijn ingeschreven; zij worden van rechtswege als inschrijvers beschouwd;

- gehouden tot werkelijke storting van de aandelen waarvoor zij als inschrijvers worden beschouwd;

- gehouden tot volstorting van de aandelen waarop de vennootschap zelf – rechtstreeks of door middel van certificaten – heeft ingeschreven in strijd met artikel 5:6 WVV;

- aansprakelijk voor de schade die het onmiddellijke en rechtstreekse gevolg is, hetzij van de nietigheid van de vennootschap, hetzij van het ontbreken of de onjuistheid van de vermeldingen in de oprichtingsakte, hetzij van de kennelijke overwaardering van de inbrengen in natura; en

- aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap ingeval een faillissement wordt uitgesproken binnen de drie jaar na de verkrijging van rechtspersoonlijkheid, indien het aanvangsvermogen bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar.

1 Artikel 5:11, tweede lid WVV.

2 Artikel 5:15 en 5:16 WVV.

 

2.3 Eigen vermogen en inbreng

2.3.1 Toereikend aanvangsvermogen: plaatsing en volstorting

De oprichters moeten erop toezien dat de BV bij oprichting over een eigen vermogen beschikt dat toereikend is om de voorgenomen bedrijvigheid te voeren, mede gelet op de andere financieringsbronnen.1

De door de vennootschap uitgegeven aandelen moeten volledig en, niettegenstaande andersluidende statutaire bepaling, onvoorwaardelijk zijn geplaatst.2

Tenzij de oprichtingsakte anders bepaalt, moeten krachtens artikel 5:8 WVV alle inbrengen onmiddellijk vanaf de oprichting volledig worden volgestort.

De vennootschap mag niet inschrijven op haar eigen aandelen of op certificaten die betrekking hebben op die aandelen en worden uitgegeven op het tijdstip van uitgifte van die aandelen, noch rechtstreeks, noch door een dochtervennootschap, noch door een persoon die handelt in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap of de dochtervennootschap. De persoon die in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap of van de dochtervennootschap op aandelen of op certificaten heeft ingeschreven, wordt geacht voor eigen rekening te hebben gehandeld. Alle rechten verbonden aan aandelen of aan certificaten waarop de vennootschap of haar dochtervennootschap heeft ingeschreven, blijven geschorst zolang die aandelen of die certificaten niet zijn vervreemd.3 Op het verbod van inschrijving op eigen aandelen bestaat een uitzondering voor de dochtervennootschap die in haar hoedanigheid van professionele effectenhandelaar, een beursvennootschap of een kredietinstelling is.4

1 Artikel 5:3 WVV.

2 Artikel 5:5 WVV.

3 Artikel 5:6, § 1 WVV.

4 Artikel 5:6, § 2 WVV.

 

2.3.2 Inbreng

2.3.2.1 Inbreng in geld

Artikel 5:9 WVV regelt de inbreng in geld. Deze regeling stemt grotendeels overeen met deze in de NV.

 

2.3.2.2 Inbreng in natura

De regeling inzake de inbreng in natura wordt beheerst door artikel 5:7 WVV. Deze regeling stemt in grote lijnen overeen met deze in de NV. Het verschil tussen de formulering van voormelde bepaling en deze van artikel 7:7 WVV voor de NV, is verantwoord door de afschaffing van het kapitaal in de BV.1

1 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 130.

 

2.3.2.3 Inbreng in nijverheid

Artikel 1:8, §2 WVV implementeert de mogelijkheid van inbreng in nijverheid in een BV. De inbreng in nijverheid is een verbintenis om arbeid of diensten te presteren voor de vennootschap, gedurende de volledige of een kortere duur van de vennootschap.1

De inbrenger wordt aandeelhouder ten gevolge van zijn inbreng in nijverheid en krijgt aandelen in de vennootschap in ruil voor zijn inbreng. Hij zal bijgevolg geen vergoeding ontvangen, maar verkrijgt de hoedanigheid van aandeelhouder en wordt enkel vergoed in aandelen.2

Artikel 1:9, §2, 3° WVV bepaalt uitdrukkelijk een concurrentieverbod: de inbrenger van nijverheid mag voor de volledige duur van zijn inbreng de vennootschap niet rechtstreeks of onrechtstreeks beconcurreren, noch enige activiteit ontwikkelen die de vennootschap nadeel zou kunnen toebrengen of de waarde van zijn inbreng zou kunnen verminderen.

Artikel 5:10 WVV voorziet een suppletieve regeling in het geval van niet-foutieve niet-nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit een inbreng in nijverheid, met een onderscheid naargelang de onmogelijkheid om te presteren definitief of tijdelijk is.3 Indien de inbrenger definitief in de onmogelijkheid verkeert te presteren, ingevolge overlijden, onbekwaamheid of enige andere vreemde oorzaak, zullen overeenkomstig artikel 5:10, eerste lid WVV de aandelen die zijn uitgereikt tegen zijn inbreng, komen te vervallen. Wanneer hij daarentegen wegens een vreemde oorzaak tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om zijn verbintenissen na te komen gedurende een periode van meer dan drie maanden, worden krachtens artikel 5:10, tweede lid WVV de maatschappelijke rechten verbonden aan zijn aandelen opgeschort voor de duur van die onmogelijkheid die deze periode van drie maanden overstijgt. De statuten kunnen evenwel in een afwijkende regeling voorzien of kunnen de suppletieve regels verder uitwerken.4

De inbreng in nijverheid vormt een inbreng in natura.5De regels inzake waardering van inbreng in natura zijn dientengevolge van toepassing op de inbreng in nijverheid.6

Het (oud) artikel 218 W.Venn. werd geschrapt in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen gelet op de principiële gelijkschakeling tussen inbrengen in nijverheid en andere inbrengen in natura in de BV.7

1 Artikel 1:8, § 2, derde lid WVV; T. TILQUIN EN V. SIMONART, Traité des sociétés, Kluwer, Diegem, I, 1996, 377, nr. 504.

2 D. VAN GERVEN, Handboek vennootschappen – algemeen deel, Gent, Larcier, 2016, 139-140, nr. 79.

3 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 131-132; A. CEUTERICK, D. FOLENS en K. VAN DE STEEN, “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen bekeken door een sociaalrechtelijke bril”, Or. 2019, afl. 9, 292.

4 Artikel 5:10, derde lid WVV.

5 Artikel 1:8, § 2, derde lid WVV.

6 Artikel 5:7 WVV; Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 130.

7 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 130.

 

2.3.2.4 Quasi-inbreng (afgeschaft)

In lijn met de flexibiliseringsgedachte werden in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen de regels inzake quasi-inbreng1 geschrapt. De regels aangaande belangenconflicten zouden de nodige garanties moeten bieden bij dergelijke verrichtingen.2

1  (Oud) artikel 220 - 222 W.Venn.

2 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 131; M. WYCKAERT, P. ERNST, D. BRULOOT, K. MARESCEAU, B. JOYE, C. PIETTE, A. FRANCOIS, M. VERHEYDEN en R. TAS, De nieuwe vennootschapswet. VPG studiedag 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 62.

 

3 Formele oprichtingsvereisten

3.1 De oprichtingsakte

3.1.1 Vorm en inhoud

De BV moet, op straffe van nietigheid, bij authentieke akte worden opgericht.1Iedere statutenwijziging moet, op straffe van nietigheid, gebeuren in de vorm die voor de oprichtingsakte is vereist.2

Deze oprichtingsakte moet steeds de verplichte vermeldingen bevatten die volgen uit artikel 2:8, § 2 WVV (i.e. de algemene vereisten die gelden voor elke rechtspersoon). Voor een opsomming hiervan verwijzen we naar de bespreking van de NV.

Naast de vermeldingen die volgen uit artikel 2:8, § 2 WVV, moet de oprichtingsakte een aantal vermeldingen bevatten die specifiek zijn voor de BV3:

- de naleving van de wettelijke voorwaarden met betrekking tot het toereikend aanvangsvermogen, de plaatsing van de aandelen en storting van de inbrengen;

- de instelling waar de inbreng in geld is gedeponeerd;

- de regels, voor zover deze niet uit de wet voortvloeien, die het aantal en de wijze van benoeming bepalen van de leden van de organen belast met het bestuur en, in voorkomend geval, het dagelijks bestuur, de vertegenwoordiging tegenover derden evenals de verdeling van de bevoegdheden tussen die organen;

- het aantal aandelen, evenals in voorkomend geval de overdrachtsbeperkingen en, indien er verschillende soorten aandelen bestaan, dezelfde gegevens en de rechten per soort;

- de aanduiding van elke inbreng in natura, de naam van de inbrenger, het aantal aandelen die tegen elke inbreng zijn uitgegeven, in voorkomend geval, de naam van de bedrijfsrevisor en de conclusies van zijn verslag, evenals, in voorkomend geval, de voorwaarden waaronder de inbreng is gedaan;

- de aard en de omvang van de bijzondere voordelen die worden toegekend aan elke oprichter of aan ieder die rechtstreeks of zijdelings aan de oprichting van de vennootschap deelgenomen heeft;

- het totale bedrag, althans bij benadering, van alle kosten, uitgaven, vergoedingen of lasten in welke vorm ook, die voor rekening van de vennootschap komen of worden gebracht wegens haar oprichting;

- de hypothecaire lasten of pandrechten waarmee de ingebrachte goederen zijn bezwaard.

1 Artikel 2:5, § 1, tweede lid WVV; Artikel 5:11 WVV.

2 Artikel 2:5, § 4 WVV.

3 Artikel 5:12 WVV.

 

3.1.2 Nietigheid in geval van schending van bepaalde grond- of vormvoorwaarden

Een BV kan alleen in de hiernavolgende gevallen worden nietigverklaard1:

- wanneer de oprichtingsakte niet werd opgemaakt in de vereiste vorm;

- wanneer in de oprichtingsakte geen gegevens voorkomen over de naam, het voorwerp van de vennootschap en de inbrengen;

- wanneer het voorwerp van de vennootschap ongeoorloofd of strijdig met de openbare orde is; en wanneer er geen enkele geldig verbonden oprichter is.

De nietigheid van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid moet steeds bij rechterlijke beslissing worden uitgesproken. De nietigheid wegens vormgebrek van een vennootschap kan door de vennootschap of door een aandeelhouder aan derden niet worden tegengeworpen, ook niet bij wege van exceptie, tenzij ze is vastgesteld in een overeenkomstig artikel 2:35 WVV bekendgemaakte rechterlijke beslissing.2

1 Artikel 5:13 WVV.

2 Artikel 2:34 en 2:36 WVV.

 

4 Overzicht

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste gelijkenissen en verschillen weer tussen de NV en BV inzake oprichting.

Kenmerk

NV

BV

Minimumaantal aandeelhouders

Eén (artikel 1:1 WVV)

Eén (artikel 1:1 WVV)

Verbintenis van de aandeelhouders

Beperkt tot inbreng (artikel 7:1 WVV)

Beperkt tot inbreng (artikel 5:1 WVV)

Vorm van de oprichtingsakte

Authentieke akte (artikel 7:13 WVV)

Authentieke akte (artikel 5:11 WVV)

Minimale inhoud van de oprichtingsakte

De minimale inhoud is terug te vinden in artikel 7:14 WVV

De minimale inhoud is terug te vinden in artikel 5:12 WVV

Inhoud uittreksel oprichtingsakte

Inhoud is terug te vinden in artikel 2:8, § 2 WVV

Inhoud is terug te vinden in artikel 2:8, § 2 WVV

Minimumbedrag kapitaal / aanvangsvermogen

61 500 EUR (artikel 7:2 WVV)

Toereikend aanvangsvermogen in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid (artikel 5:3 WVV)

Plaatsing van het kapitaal / de aandelen

Onvoorwaardelijke en volledige plaatsing van het kapitaal is verplicht (artikel 7:4 WVV)

Onvoorwaardelijke en volledige plaatsing van de uitgegeven aandelen is verplicht (artikel 5:5 WVV)

Inschrijving op eigen aandelen verboden (uitzondering: dochtervennootschap die in haar hoedanigheid van professionele effectenhandelaar, een beursvennootschap of een kredietinstelling is) (artikel 7:5 WVV)

Inschrijving op eigen aandelen is verboden (uitzondering: dochtervennootschap die in haar hoedanigheid van professionele effectenhandelaar, een beursvennootschap of een kredietinstelling is) (artikel 5:6 WVV)

Minimale volstorting kapitaal / inbrengen / per aandeel

Kapitaal: minimaal 61.500 EUR (artikel 7:11 WVV)

Volledige volstorting van alle inbrengen, tenzij de oprichtingsakte anders bepaalt (artikel 5:8 WVV)

Per aandeel: minimaal 1/4de (artikel 7:11 WVV)

Inbreng in geld

Storting op een bijzondere rekening (artikel 7:12 WVV)

Storting op bijzondere rekening (artikel 5:9 WVV)

Inbreng in natura

Aard: enig ander lichamelijk of onlichamelijk goed (artikel 1:8, §2 WVV); vermogensbestanddelen die economisch kunnen worden gewaardeerd. Geen verplichtingen tot de uitvoering van werk of dienstverleningen (artikel 7:6 WVV)

Aard: enig ander lichamelijk of onlichamelijk goed; de inbreng in nijverheid vormt ook een inbreng in natura (artikel 1:8, §2 WVV)

Formaliteiten: verslag door oprichters en verslag door bedrijfsrevisor (artikel 7:7 WVV)

Formaliteiten: bijzonder verslag door oprichters en verslag door bedrijfsrevisor (artikel 5:7 WVV)

Termijn volstorting: binnen 5 jaar na oprichting (artikel 7:11 WVV)

Termijn volstorting: onmiddellijke volledige volstorting, tenzij afwijking in oprichtingsakte (artikel 5:8 WVV); inbreng in nijverheid: levering van de beloofde prestaties, waarvan het ritme statutair wordt vastgelegd, geldt als volstorting (Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 131.)

Quasi-inbreng

Procedure: artikelen 7:8 tot 7:10 WVV

/

Hoofdelijke aansprakelijkheid: bestuurders (artikel 7:20 WVV)

Financieel plan

Verplicht opgemaakt door oprichters (artikel 7:3 WVV)

Verplicht opgemaakt door oprichters (artikel 5:4 WVV)

Oprichters

Onderscheid tussen (i) gewone inschrijvers en (ii) oprichters (artikel 7:13 WVV)

Onderscheid tussen (i) gewone inschrijvers en (ii) oprichters (artikel 5:11 WVV)

Aansprakelijkheid: hoofdelijk (artikelen 7:17 en 7:18 WVV)

Aansprakelijkheid: hoofdelijk (artikelen 5:15 en 5:16 WVV)

 

III. Bestuur

1 Benoeming

1.1 Benoeming van de bestuurder(s) en samenstelling

Krachtens artikel 5:70 WVV wordt een BV bestuurd door één of meer bestuurders1 die al dan niet een college2 vormen, en die natuurlijke of rechtspersonen zijn. Wanneer een rechtspersoon tot bestuurder wordt benoemd, moet deze steeds een natuurlijke persoon als vaste vertegenwoordiger aanstellen.3 De bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders.4 Bestuurders kunnen ook statutair worden benoemd5:

- De statutaire bestuurder, i.e. een bestuurder die wordt benoemd in de statuten zelf (ofwel in de oprichtingsakte, ofwel bij een latere statutenwijziging);

- De niet-statutaire bestuurder, i.e. een bestuurder die buiten de statuten om wordt benoemd (in de overgangsbepalingen van de oprichtingsakte of bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders).6

Het statuut van de statutaire bestuurder is beter beschermd dan dat van de niet-statutaire bestuurder op het vlak van ontslag. Dit wordt verder besproken.

Artikel 5:70 WVV bepaalt nu uitdrukkelijk dat de bestuurder van een BV in die hoedanigheid niet door een arbeidsovereenkomst met de vennootschap kan verbonden zijn. Het is dus niet langer mogelijk voor de bestuurder om in die hoedanigheid een arbeidsovereenkomst af te sluiten met de vennootschap; hij kan het bestuurdersmandaat enkel in een zelfstandigenstatuut uitoefenen.7 Dit betekent echter niet dat een werknemer van een moedervennootschap niet langer een bestuurdersmandaat kan waarnemen in een dochtervennootschap; de betrokken werknemer zal, voor dat bestuurdersmandaat, zelfstandige in bijberoep moeten zijn.8

De coöptatieregeling uit de NV werd onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen doorgetrokken naar de BV, zodat steeds een maximale continuïteit in het bestuur kan worden verzekerd.9 Artikel 5:71 WVV bepaalt dat wanneer de bestuurders een collegiaal orgaan vormen, en de plaats van een bestuurder openvalt vóór het einde van zijn mandaat (bv. door overlijden, ontslag, onbekwaamheid10), de overblijvende bestuurders het recht hebben om een nieuwe bestuurder te coöpteren. De statuten kunnen het coöptatierecht uitsluiten. Gelet op het voorlopig karakter van de coöptatie, moet de algemene vergadering van aandeelhouders op haar eerstvolgende vergadering het mandaat van de gecoöpteerde bestuurder bevestigen. Bij bevestiging volbrengt de gecoöpteerde bestuurder het mandaat van zijn voorganger, tenzij de algemene vergadering er anders over beslist. Bij gebrek aan bevestiging eindigt het mandaat van de gecoöpteerde bestuurder na afloop van de algemene vergadering.11

1 De terminologie werd hier aangepast: de term “zaakvoerder” werd vervangen door “bestuurder”. Zie: Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 125.

2 Enkel de statuten kunnen bepalen dat de bestuurders een collegiaal bestuursorgaan vormen (artikel 5:73, § 1, derde lid WVV).

3 Artikel 2:55 WVV.

4 Artikel 5:70, § 2, eerste lid WVV.

5 Artikel 5:70, § 2, derde lid WVV.

6 P. BAERT, “Commentaar bij art. 256 W.Venn.”, in Vennootschappen en verenigingen –Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl.

7 A. CEUTERICK, D. FOLENS en K. VAN DE STEEN, “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen bekeken door een sociaalrechtelijke bril”, Or. 2019, afl. 9, 296.

8 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156.

9 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 157.

10 P. BAERT, “Commentaar bij art. 519 W.Venn.”, in Vennootschappen en verenigingen –Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl.

11 Artikel 5:71, § 2 WVV.

 

1.2 Benoemingsvereisten

Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen stelt in beginsel geen bijzondere vereisten om tot bestuurder benoemd te kunnen worden. Behoudens andersluidende statutaire bepaling, kan iedereen die rechtsbekwaam is dan ook tot bestuurder worden benoemd. Zo kunnen zowel aandeelhouders als niet-aandeelhouders tot bestuurder worden benoemd. Artikel 5:70 WVV stelt dat de bestuurder zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon kan zijn.

De stelling dat iedereen die rechtsbekwaam is tot bestuurder kan worden benoemd, moet enigszins genuanceerd worden. Zo bestaan voor bepaalde categorieën van personen wettelijke verbodsbepalingen en onverenigbaarheden. Deze verbodsbepalingen en onverenigbaarheden werden reeds uitgebreid behandeld bij de bespreking van de NV.

 

1.3 Duur van het mandaat

Krachtens artikel 5:70 WVV kan de bestuurder worden benoemd voor een bepaalde of onbepaalde termijn.

Tenzij de statuten of het benoemingsbesluit van de algemene vergadering anders bepalen, loopt het mandaat van een bestuurder die voor een bepaalde termijn is benoemd van de algemene vergadering waarop hij wordt benoemd tot de gewone algemene vergadering in het boekjaar waarin zijn mandaat volgens het benoemingsbesluit verstrijkt.1

1 Artikel 5:70, § 2, tweede lid WVV.

 

1.4 Bezoldiging

Krachtens artikel 5:72 WVV worden de bestuurders bezoldigd voor de uitoefening van hun mandaat, tenzij de statuten anders bepalen of de algemene vergadering bij hun benoeming anders beslist. De algemene vergadering van aandeelhouders is exclusief bevoegd om de financiële en andere voorwaarden vast te stellen waaronder het mandaat van een lid van het bestuursorgaan wordt toegekend en uitgeoefend. De algemene vergadering beslist dus onder meer over de vergoeding die aan de leden van het bestuursorgaan toekomt, de eventuele verzekeringsbijdragen die de vennootschap betaalt (bv. aansprakelijkheid, ziekte, pensioen) en over eventuele voordelen in natura.1

1 Artikel 2:50 WVV; K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 106.

 

2 Beëindiging

2.1 Beëindiging door de BV

De algemene vergadering van aandeelhouders is exclusief bevoegd om de financiële en andere voorwaarden vast te stellen waaronder het mandaat van een lid van het bestuursorgaan wordt beëindigd.1

Het ontslag van een statutaire bestuurder vereist een statutenwijziging.2 Niets belet dat de statuten daarenboven een motivering, een sterkere meerderheid of zelfs eenparigheid van stemmen voorschrijven.3

De algemene vergadering kan het mandaat van een niet-statutaire bestuurder te allen tijde en zonder opgave van redenen met onmiddellijke ingang (ad nutum) beëindigen, tenzij anders wordt bepaald in de statuten of in het benoemingsbesluit.4

Behoudens statutaire andersluidende bepalingen, kan de algemene vergadering evenwel steeds op het moment van opzegging een vertrekvergoeding toekennen of de datum bepalen waarop het mandaat eindigt.5

Beëindiging van het mandaat wegens wettige redenen (bv. een zware strafrechtelijke overtreding in de professionele sfeer of fiscale fraude) van de al dan niet statutair benoemde bestuurder is steeds mogelijk bij gewone meerderheid, zonder toekenning van een opzeggingstermijn of vertrekvergoeding.6 Wordt de ingeroepen wettige reden niet aanvaard door de betrokken bestuurder, dan kan hij zich tot de rechter wenden. De rechter zal dan bepalen wat de gevolgen zijn (bv. herstel van de bestuurder in zijn mandaat en schadeloosstelling voor zijn ontslag).7

1 Artikel 2:50 WVV; K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 106.

2 Artikel 5:70, § 3, eerste lid WVV.

3 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156.

4 Artikel 5:70, § 3, tweede lid WVV; Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156.

5 Artikel 5:70, § 3, derde lid WVV; R. HOUBEN en H. BRAECKMANS, “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) (deel 2)”, RW 2019-20, nr. 15, 569.

6 Artikel 5:70, § 3, vierde lid WVV; Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156 en 226; R. HOUBEN en H. BRAECKMANS, “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) (deel 2)”, RW 2019-20, nr. 15, 569.

7 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156.

 

2.2 Beëindiging door de bestuurder

Zowel de statutaire als de niet-statutaire bestuurder kan steeds vrijwillig ontslag nemen door loutere kennisgeving aan het bestuursorgaan. Zijn ontslag moet niet worden aanvaard door de vennootschap, maar hij mag dit niet ontijdig doen. Op verzoek van de vennootschap blijft hij in functie totdat de vennootschap redelijkerwijze in zijn vervanging kan voorzien.1

Ten aanzien van derden zal het ontslag tegenwerpelijk zijn vanaf de publicatie ervan in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.2 In de praktijk zal de vennootschap soms weigeren om het ontslag bekend te maken. Om enige discussies te vermijden kan de (ontslagnemende) bestuurder ook zelf het nodige doen om de beëindiging van zijn mandaat aan derden tegen te werpen wanneer de vennootschap zou nalaten het ontslag te bekend te maken.3

1 Artikel 5:70, § 4 WVV; Cass. 27 juni 1969, RW 1970-71, 466, met noot J.M. NELISSEN GRADE; Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156.

2 Artikel 2:18 WVV.

3 Artikel 5:70, § 4 WVV; Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156-157.

 

3 Werkwijze van het bestuur

Het bestuur in de BV wordt waargenomen door één of meer al dan niet bezoldigde bestuurders (natuurlijke of rechtspersonen), die al dan niet een college vormen.1

Krachtens artikel 5:73 WVV beschikt iedere bestuurder in de BV in principe over de volledige bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid. De bestuurders kunnen dus elk individueel besluiten nemen, tenzij de statuten bepalen dat de bestuurders een collegiaal bestuursorgaan vormen. Wanneer meerdere bestuurders worden benoemd, dan worden zij geacht concurrentieel bevoegd te zijn. Enkel wanneer de statuten collegialiteit bepalen, zullen de bestuurders een collegiaal bestuursorgaan vormen dat bij meerderheid beslissingen neemt (artikel 5:73, § 1, derde lid WVV). Een dergelijk collegiaal bestuursorgaan is gelijkaardig aan de werking van een raad van bestuur in de NV.2

1 Artikel 5:70, § 1, eerste lid WVV; Artikel 5:72 WVV.

2 M. WYCKAERT, P. ERNST, D. BRULOOT, K. MARESCEAU, B. JOYE, C. PIETTE, A. FRANCOIS, M. VERHEYDEN en R. TAS, De nieuwe vennootschapswet. VPG studiedag 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 92.

 

4 Bevoegdheid

De bevoegdheid van het bestuursorgaan van de BV stemt in grote lijnen overeen met die van de NV.

4.1 Interne bestuursbevoegdheden

Net als bij de NV beschikken de bestuurders over de residuaire bevoegdheden. Zo bepaalt artikel 5:73, § 1 WVV dat elke bestuurder bevoegd is om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het voorwerp van de vennootschap, tenzij die handelingen die krachtens de wet (exclusief) aan de algemene vergadering toekomen.

Verder wordt de bevoegdheid van de bestuurder beperkt door het voorwerp van de vennootschap. Zo mag de bestuurder geen handelingen stellen die buiten het voorwerp van de vennootschap vallen.1 Het voorwerp2 van de vennootschap moet nauwkeurig in de statuten worden opgenomen, op straffe van nietigheid van de vennootschap.3 De omschrijving van het voorwerp bestaat uit een opsomming van enerzijds de activiteiten die het werkingsterrein van de vennootschap vormen en anderzijds, in doorgaans zeer algemene bewoordingen, de middelen die de vennootschap bij de uitoefening van deze activiteiten kan aanwenden.4 Het voorwerp van een vennootschap is in de praktijk meestal ruim geformuleerd en vaak wordt het voorwerp afgesloten met een algemene opvangclausule5, niettegenstaande de aansprakelijkheid van de oprichters op grond van artikel 5:16, 1° WVV voor schade die het gevolg is van de nietigheid van de vennootschap wegens een onnauwkeurige omschrijving van het voorwerp of voor schade van het ontbreken of de onjuistheid van de omschrijving van het voorwerp van de vennootschap in het uittreksel uit de oprichtingsakte. Indien het voorwerp wordt overschreden, kan dit leiden tot aansprakelijkheid ten opzichte van de vennootschap. De BV zelf zal steeds verbonden zijn door de handelingen van de bestuurders/het bestuursorgaan/de dagelijks bestuurder, tenzij zij kan bewijzen dat de derde ervan op de hoogte was (of er, gezien de omstandigheden, niet onkundig van kon zijn) dat de gestelde handeling buiten het voorwerp van de vennootschap viel.6

Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen laat uitdrukkelijk toe dat de statuten de bevoegdheden van elke bestuurder of van het collegiaal bestuursorgaan kunnen beperken. De statutaire bevoegdheidsbeperkingen zijn niet tegenwerpelijk aan derden, ook al zijn ze openbaar gemaakt. Hetzelfde geldt voor een onderlinge taakverdeling onder de bestuurders.7

1 B. BEELE, S. SPRIET, D. STOCKMAN, M. HOYS, C. VAN BIERVLIET, Het bestuur van een BVBA, Kortrijk, UGA, 2010, 86.

2 In het WVV worden de activiteiten die een rechtspersoon voert voortaan aangeduid met de term “voorwerp” in plaats van “statutair/maatschappelijk doel”. Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 16-17.

3 Artikel 5:13, 2° WVV; K. GEENS, “Het maatschappelijk doel” in Vennootschapsrechtelijke Clausules voor het Notariaat, Gent, Uitgeverij Larcier, 2011, 55, nr. 4.

4 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Recht en onderneming, Brugge, die Keure, 2005, nr. 1004, 630.

5 B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen, Recht en onderneming, Brugge, die Keure, 2005, nr. 1004, 630.

6 De bekendmaking van de statuten is op zich niet voldoende als bewijs. Artikel 5:74 WVV.

7 Artikel 5:73, § 1 WVV.

 

4.2 Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Overeenkomstig artikel 5:73, § 2 WVV vertegenwoordigt elke bestuurder, of, ingeval van een collegiaal bestuursorgaan, het bestuursorgaan, de vennootschap jegens derden, met inbegrip van de vertegenwoordiging in rechte.

De statuten kunnen evenwel aan één of meer bestuurders de bevoegdheid verlenen om de vennootschap alleen of gezamenlijk te vertegenwoordigen. Zodanige vertegenwoordigingsclausule kan aan derden worden tegengeworpen onder de voorwaarden bepaald in artikel 2:18 WVV.1

De statuten kunnen aan deze vertegenwoordigingsbevoegdheid beperkingen aanbrengen. Zodanige beperkingen kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, ook al zijn ze openbaar gemaakt. Hetzelfde geldt voor een onderlinge taakverdeling onder de vertegenwoordigingsbevoegde bestuurders.2

1 Artikel 5:73, § 2, eerste lid WVV.

2 Artikel 5:73, § 2, tweede lid WVV.

 

5 Belangenconflict

5.1 Algemeen

Het is niet ondenkbaar dat een bestuurder van een BV er in bepaalde gevallen belang bij heeft dat een bepaald besluit wordt goedgekeurd of dat een bepaalde transactie wordt gesloten. Daarom heeft de wetgever in artikel 5:76 en 5:77 WVV voorzien in een bijzondere procedure ter bescherming van de belangen van de BV (de ‘belangenconflictregeling’). Wanneer een bestuurder een beslissing moet nemen of zich over een verrichting moet uitspreken die onder zijn bevoegdheid valt, waarbij hij een rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met het belang van de vennootschap, moet de belangenconflictregeling worden toegepast. Er geldt een onthoudingsplicht voor de geconflicteerde bestuurder; dit houdt in dat de geconflicteerde bestuurder niet langer mag deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over de beslissing of verrichting waarop het belangenconflict betrekking heeft.1 De belangenconflictregeling in een BV loopt parallel met deze in de NV.

De procedure vindt geen toepassing bij beslissingen of verrichtingen tussen nauw verbonden vennootschappen of wanneer zij betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen tegen marktconforme voorwaarden.2

De toepassing van deze belangenconflictregeling is gekoppeld aan het desbetreffende bestuursmodel binnen de BV: (i) een BV met een college van bestuurders, (ii) een BV met meerdere bestuurders die elk individueel bevoegd zijn (geen college), (iii) een BV met één bestuurder of (iv) een BV met één bestuurder die tevens enige aandeelhouder is. In wat volgt zullen wij deze situaties kort uiteenzetten. Voor het overige wordt verwezen naar de regeling in de NV.

1 Wetsontwerp tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (Deel 1), Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 156; K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 106; M. WYCKAERT, P. ERNST, D. BRULOOT, K. MARESCEAU, B. JOYE, C. PIETTE, A. FRANCOIS, M. VERHEYDEN en R. TAS, De nieuwe vennootschapswet. VPG studiedag 2018, Mechelen, Wolters Kluwer, 2018, 100.

2 Artikel 5:76, § 5 WVV.

 

5.2 Belangenconflict in een BV met een college van bestuurders

De belangenconflictregeling in een BV met een college van bestuurders wordt geregeld door artikel 5:76, § 2 WVV. Deze regeling loopt parallel met de regeling in een NV met een monistisch bestuur (i.e. artikel 7:96, § 1 WVV).

 

5.3 Belangenconflict in een BV met meerdere bestuurders die elk individueel bevoegd zijn (geen college)

De belangenconflictregeling in een BV waarvan het bestuursorgaan bestaat uit meerdere bestuurders die elk individueel bevoegd zijn om de vennootschap te besturen en vertegenwoordigen, wordt bepaald in artikel 5:76, § 1 WVV. Deze regeling loopt parallel met de regeling in een NV met enige bestuurder (i.e. artikel 7:102, § 1 WVV).

Wanneer alle bestuurders een belangenconflict hebben, wordt de beslissing of de verrichting aan de algemene vergadering voorgelegd; indien de algemene vergadering de beslissing of de verrichting goedkeurt, kan het bestuursorgaan ze uitvoeren.1

1 Artikel 5:76, § 1, tweede lid WVV; Het WVV schrapt de regeling in (oud) artikel 260 W.Venn. (lasthebber ad hoc).

 

5.4 Belangenconflict in een BV met één bestuurder

De belangenconflictregeling in de BV met slechts één bestuurder is terug te vinden in artikel 5:76, § 3 WVV: hij moet de beslissing of verrichting aan de algemene vergadering voorleggen wanneer hij aangaande die beslissing of verrichting een belangenconflict heeft. Deze regeling loopt parallel met de regeling in een NV met enige bestuurder (i.e. artikel 7:102, § 1 WVV).

 

5.5 Belangenconflict in een BV met één bestuurder die tevens enige aandeelhouder is

De belangenconflictregeling in de BV met een enige bestuurder die tevens enige aandeelhouder is, wordt geregeld in artikel 5:76, § 4 WVV: hij mag de beslissing zelf nemen of de verrichting uitvoeren. Het heeft immers weinig zin om de algemene vergadering er bij te betrekken daar deze bestaat uit dezelfde persoon. Deze regeling loopt parallel met de regeling in een NV met enige bestuurder die tevens ook enige aandeelhouder is (i.e. artikel 7:102, § 1, laatste lid WVV).

 

6 Bestuurdersaansprakelijkheid

Het aansprakelijkheidsregime van de bestuurders in een BV wordt geregeld door de artikelen 2:56 tot 2:58 WVV. Deze regeling is volledig gelijklopend met deze van de bestuurders in een NV.

 

7 Dagelijks bestuur

In een BV is het sinds de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen mogelijk om in een orgaan van dagelijks bestuur te voorzien, waarbij de regeling in de NV als inspiratie werd gebruikt.1 Het bestuursorgaan kan het dagelijks bestuur van de vennootschap, alsook de vertegenwoordiging van de vennootschap wat dat bestuur aangaat, opdragen aan een of meer personen, die elk alleen, gezamenlijk of als college optreden.2 De bepalingen hieromtrent zijn gelijklopend met deze in de NV.

1 R. HOUBEN en H. BRAECKMANS, “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) (deel 2)”, RW 2019-20, nr. 15, 569; K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 127.

2 Artikel 5:79 WVV.

 

8 Overzicht

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste gelijkenissen en verschillen weer tussen de NV en de BV inzake bestuur.

Kenmerk

NV

BV

 

Aantal bestuurders

1. Monistisch bestuur (artikel 7:85, § 1 WVV): minstens 3 bestuurders (slechts 2 indien en zolang NV minder dan 3 aandeelhouders heeft)

2. Enige bestuurder (artikel 7:101, § 1 WVV): één bestuurder

3. Duaal bestuur (artikel 7:104; 7:105, § 1; 7:107, eerste lid WVV): bestaande uit twee bestuursorganen, nl. een raad van toezicht en een directieraad, met elk minstens drie leden

Eén of meerdere bestuurders, die al dan niet een college vormen (artikel 5:70, § 1, eerste lid WVV)

 

Individueel/college

1. Monistisch bestuur ( artikel 7:85, § 1 WVV ): collegiaal bestuursorgaan

2. Enige bestuurder: niet van toepassing

3. Duaal bestuur (artikel 7:105, § 1; 7:107, eerste lid WVV): beide organen zijn collegiale organen

College mogelijk (artikel 5:70, § 1, eerste lid; 5:73, § 1, derde lid WVV)

 

Duur

Bestuurders ten hoogste voor 6 jaar benoemd, mandaat is onbeperkt hernieuwbaar (artikel 7:85, § 2 WVV)

Benoeming voor bepaalde of onbepaalde termijn (artikel 5:70, § 2, eerste lid WVV)

 

Coöptatie

Mogelijk (artikel 7:88 WVV)

Mogelijk (enkel bij collegiaal bestuursorgaan) (artikel 5:71 WVV)

 

Ontslag

1. Monistisch bestuur (artikel 7:85, § 3 WVV): ad nutum (defaultregeling), afwijking van ad-nutumafzetbaarheid en ontslagbescherming mogelijk; ontslag om wettige redenen steeds mogelijk.

2. Enige bestuurder (artikel 7:101, § 3 en 4 WVV): indien statutair benoemd, kan hij enkel worden afgezet bij wege van een statutenwijziging; ‘statutair vetorecht’ enige bestuurder mogelijk.

3. Duaal bestuur (artikel 7:105, § 4; 7:107, derde lid WVV): dezelfde regels als in een monistisch bestuur zijn van toepassing voor de leden van de raad van toezicht en de directieraad; raad van toezicht heeft op zijn beurt de bevoegdheid om leden van de directieraad te ontslaan.

Statutair benoemd: statutenwijziging vereist (artikel 5:70, § 3, eerste lid WVV).

 

Niet statutair benoemd: te allen tijde en zonder opgave van redenen met onmiddellijke ingang, tenzij anders bepaald in statuten of benoemingsbesluit (artikel 5:70, § 3, tweede lid WVV).

 

Algemene vergadering kan steeds een vertrekvergoeding of opzegtermijn toekennen op moment van ontslag, behoudens andersluidende statutaire bepalingen (artikel 5:70, § 3, derde lid WVV).

 

Ontslag wegens wettige reden van een al dan niet statutair benoemde bestuurder is steeds mogelijk bij gewone meerderheid (artikel 5:70, §3, vierde lid WVV).

 

Bevoegdheid

Raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot de verwezenlijking van het voorwerp (behoudens die waarvoor volgens de wet de algemene vergadering bevoegd is) (artikel 7:93, § 1 WVV).

Elke bestuurder is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot de verwezenlijking van het voorwerp (behoudens die waarvoor volgens de wet de algemene vergadering bevoegd is); Collegiaal bestuursorgaan is mogelijk (artikel 5:73, § 1, eerste en derde lid WVV).

 

Mogelijkheid om bevoegdheden te beperken in statuten. Beperkingen zijn niet tegenwerpelijk aan derden, ook al openbaar gemaakt. Hetzelfde geldt voor onderlinge taakverdeling. (artikel 7:93, § 1, tweede lid WVV)

 

Mogelijkheid om bevoegdheden van elke bestuurder of van het collegiaal bestuursorgaan te beperken in statuten. Beperkingen zijn niet tegenwerpelijk aan derden, ook al openbaar gemaakt. Hetzelfde geldt voor een onderlinge taakverdeling. (artikel 5:73, § 1, tweede en derde lid WVV)

 

Dagelijks bestuur

Mogelijk: artikel 7:121 WVV

Mogelijk: artikel 5:79 WVV

 

Comités

Adviserende comités in de raad van bestuur: mogelijk (artikel 7:98 WVV)

Adviserende comités: niet wettelijk voorzien*

 

Auditcomité: verplicht in genoteerde NV (artikel 7:99 WVV)

Auditcomité: verplicht in genoteerde BV (artikel 5:2 en 7:99 WVV)

 

Remuneratiecomité: verplicht in genoteerde NV (artikel 7:100 WVV)

Remuneratiecomité: verplicht in genoteerde BV (artikel 5:2 en 7:100 WVV)

 

Overschrijding van het voorwerp

Vennootschap is gebonden door handelingen die buiten haar voorwerp liggen (artikel 7:94 WVV).

Vennootschap is verbonden door handelingen die buiten haar voorwerp liggen (artikel 5:74 WVV).

 

Tegenstrijdige belangen

Algemeen uitgangspunt: onthoudingsplicht geconflicteerde bestuurder in beraadslaging en besluitvorming

Uitwerking van belangenconflictregeling is gekoppeld aan desbetreffend bestuursregime

(artikel 7:96 WVV)

Algemeen uitgangspunt: onthoudingsplicht geconflicteerde bestuurder in beraadslaging en besluitvorming.

Uitwerking van belangenconflictregeling is gekoppeld aan desbetreffend bestuursregime.

(artikel 5:76-5:77 WVV)

 

In genoteerde vennootschappen: artikel 7:97 WVV

In genoteerde vennootschappen: artikel 5:2 en 7:97 WVV

 

Aansprakelijkheid

Bestuursfouten (marginale toetsing)

Bestuursorgaan vormt een college: vermoeden van hoofdelijke aansprakelijkheid

Bestuursorgaan vormt geen college: vermoeden van hoofdelijke aansprakelijkheid bij schending WVV of statuten

Weerlegging: geen deel gehad aan fout + melding beweerde fout aan bestuur (schriftelijk)

(artikel 2:56 WVV)

Bestuursfouten (marginale toetsing)

Bestuursorgaan vormt een college: vermoeden van hoofdelijke aansprakelijkheid

Bestuursorgaan vormt geen college: vermoeden van hoofdelijke aansprakelijkheid bij schending WVV of statuten

Weerlegging: geen deel gehad aan fout + melding beweerde fout aan bestuur (schriftelijk)

(artikel 2:56 WVV)

 

Beperking van de maximale bestuurdersaansprakelijkheid: varieert van 125 000 EUR tot 12 000 000 EUR, afhankelijk van de grootte van de rechtspersoon op basis van omzet en balanstotaal (artikel 2:57, § 1 WVV)

Uitzonderingen (artikel 2:57, § 3 WVV)

Beperking van de maximale bestuurdersaansprakelijkheid: varieert van 125 000 EUR tot 12 000 000 EUR, afhankelijk van de grootte van de rechtspersoon op basis van omzet en balanstotaal (artikel 2:57, § 1 WVV)

Uitzonderingen (artikel 2:57, § 3 WVV)

 

* Het is mogelijk om op informele wijze een beraadslagend orgaan op te richten die zijn bestaan ontleent buiten de vennootschapswetgeving om, op basis van een intern reglement (artikel 2:59 WVV). (Zie: K. MARESCEAU, “Hoofdstuk VI - Enkele wijzigingen inzake het bestuur in de BV en NV” in De Vennootschap & haar nieuwe Wetboek, Gent, Uitgeverij Larcier, 2019, nr. 111.).